
Hoopvol naar bed
tenslotte zag jij mij
jankend als een wolf
met haar poot tussen
de metalen tanden
van de wolvenklem
worstelend
je hoorde mij smeken
kom in mijn dromen
alsjeblieft
kom
het is te lang geleden
mijn ogen verlangen
naar je
om niet te spreken
over mijn armen, mijn hart
Telkens wakker wordend
wanhopiger bij elke
draai
weer niet
waar blijf je
ben je
wanneer
toe
zie je mij niet
hopeloos het
ochtendgloren zien
van weer een dag
zonder jou
en met jouw afwezig zijn
rest mij niets
dan mijn poot te likken
de pijn te verduren
tot de komende nacht