Vroeger
toen ik tienerde
moesten ze potloodstreepjes dun
een automatisch pincet
gehanteerd door de moeder
van een vriendin
veroorzaakte zoveel persoonlijke
afkeer
dat ik de haartjes koesterde
en au naturel bleef
nu ik aan het zestigen ben
hebben de ratten eraan
geknaagd
is er sprake van ongeoorloofde dwarsheid
penseel en poeder
vullen de hiaten in
gel plakt scheefliggers vast en
de rand van mijn multifokkingbril
maskeert de restanten
van mijn wenkies
PS:
mijn schaammijnietheuvel
heeft last van dezelfde ‘rui’
het is maar dat je het weet
Weet je nog
die keer
die wachtkamer
waar stille tranen
langs jouw wangen
op de grond vielen
terwijl die jongen onthutst naar je keek
klauwde de duisternis
al naar jouw ziel
weet je nog
die keer
dat ik je voor het laatst heb getroost
jouw haren streelde
jou vertelde het komt goed
terwijl jouw schouders schokten
haakte het duister
zich vast aan jouw ziel
weet je nog
die keer
dat ik mij liet gaan
liet zien hoe verscheurd
alleen de gedachte al
terwijl jij mij onhandig vasthield
en ik snikte op
het ritme van jouw hart
won de duisternis het
van mijn onmachtig moederhart
weet je nog
toen ik nog elke dag
onbevangen lachte
en zong
de trap op rende
iets grappigs vertelde
terwijl jij naar mij luisterde
voelde ik mij verlicht
geliefd en compleet
niet duister
aan flarden
verloren