In de duisternis golven letters over elkaar heen klotsen tegen bed en kast en luiken de woestheid van zinnen, die elkaar kokhalzend willen overtreffen in uitleg, verklaring, trachtend enige waanzin te stoppen minkukels, misbaksels, bij voorbaat teleurstellend bijtend, schrijnend, kervend, splijtend, impotent, slaan uiteindelijk te pletter tegen mijn rotskust zilte druppels spatten uiteen in kleurloze fresco’s woorden verzuipen tussen de spleten vol zeepokken straks zullen garnaalzoekers hun handen openhalen voor een schamel bestaan na een nacht vol letters die een vuurtoren wilden zijn
Nu ik woorden typ die ik niet verzin die opkomen en zwart wit worden besef ik dat dit het leven is iets komt op zonder voorbode zomaar draait het leven een andere kant op een onbewust gekozen kant ik vraag mij af ben ik buigzaam, wortel ik diep kan ik stormen weerstaan en erupties van kokend gesteente aanvallen van wolven en de beet van een slang?
Nu ik woorden typ die mij bedenken mij uitleggen en verduidelijken te weinig letters in ons alfabet dus bij voorbaat mislukt misschien ooit een rotstekening met bloed en oker ik vraag mij af hoe zie ik er van binnen uit besta ik uit levende materie is het donker of schijnt er licht door mijn ogen naar binnen?
Nu ik woorden typ die broodnodig zijn omdat ze vertellen over waanzin twijfel versus overtuiging ervaar ik een lichte streling in mijn nek een draak van een verzinsel waarschijnlijk of toch energetische nabijheid ik vraag mij af wat is een duploblokje op een stoffige vloer die ene zwarte sok in mijn la het gegraveerde glas de vergeten klank van een stem?
Nu ik woorden typ die vuistslagen uitdelen uppercuts en onder de gordel blauwe plekken die ik zou kunnen maskeren ik dacht met groene crème lange mouwen en een hoge kraag kreunen doe je thuis maar ik vraag mij af zou er ooit iemand de speld vinden is die ene zwaluw niet genoeg kan het kalf toch zwemmen en rookt Maarten echt een pijp?
Nu ik woorden typ die beklijven niet nieuw en zeker niet oud zoals bomen dood lijken maar vol leven tot zij ook omvallen en het bos voeden met hun geur terwijl er geschuild kan worden onder hen ik vraag mij af als niets is wat het lijkt
Heen en weer gaat mijn hoofd links rechts links mijn ogen dwalen over akkers bermen en de horizon meditatie, dat is het terwijl ik zwerfafval in de zak prop dan ineens hoor ik het geluid van een gans één moment zoek ik in de lucht tevergeefs tot ik haar zie de dame die haar neus snuit ze had mij beet
Het blijkt eigenlijk kinderlijk eenvoudig (vloekwoord naar keuze) ik kan jouw keuze aanvaarden maar niet jouw nooit meer in dit leven die wreedaard die op de loer ligt weet ik vaak te ontwijken om uiteindelijk een keer uitgeput te zijn, dat is zijn kans en hij neemt hem, uiteraard krijsende uithalen van verdriet en pijn zijn tenslotte het voedsel waar hij op teert
Hij trekt en hij snijdt, met woeste halen zwiep ik hem weg tot hij opgeeft met fluisterende woorden en grijnzend wegkruipt: “tot de volgende keer” ik snerp hem na dat hij op moet rotten, val kapot, ik wil je niet meer hoor je mij, je bent een monster, een gedrocht uit de spelonken je hoort in de duisternis thuis, niet bij mij in het licht
Mijn ogen sluiten zich, ik zie rode pulsaties en langzaam zak ik weg in de vergetelheid waar ik weet dat mijn ziel zich verweeft met die van jou jij zegt zacht dat je mijn verdriet begrijpt, mijn tomeloze boosheid en twijfel mama, je mist mij, dat heet liefde, en ik heb jou ook lief, al ontelbare eeuwen lang we zullen nooit lang zonder elkaar zijn, denk aan mij vanuit die liefde
Nodig hem uit mama, voor een diner dansant, voer hem hapjes van verdriet en woede geef hem absint gemaakt van jouw zoute tranen, tot hij dronken is van genot en dans met hem, pirouettes en tango’s, walsen tot je duizelig bent mama, dansen met het monster is de lijm die jouw hart heelt en je toestaat het corsage van veldbloemen te ruiken dat hij voor je mee nam, hij weet wat je mooi vindt
Ik zal hem vragen mijn kind, mij kleden in mijn mooiste jurk, schoenen met hakken mijn haren opsteken zodat de lok van inkt te zien is achter mijn linkeroor en berusten in de cadans, swingen tot ik erbij neerval, berusting nabij wanneer hij tenslotte volgevreten en afgebrand zich uit de voeten maakt zal ik licht zijn het licht, voor mijzelf, voor jou, zelfs voor hem, die danser uit de krochten