Zou uit elke traan
een bloem ontspruiten
dan was de wereld zacht
al het asfalt en beton
elke ruïne, plein of snelweg
grindtuin en stortplaats begroeid
blauw wit roze paars
en voor de liefhebbers rood en geel
elke traan een prisma in de zon
een moment van keuze
vol uitdagingen voor kunstschilders
en kleuters met priegelvingertjes
bloemenkettingen vlechtend
en hippies met bloemen in het haar
corsages zonder bruiloftsfeest
dichterlijke vrijheden
vazen niet meer nodig
kijk naar buiten
daar wacht het leven
in een oceaan van kleur
uit elke traan een bloem
als een herinnering
liefde kan niet vergoten vergeten worden


Blij met een brede grijns
werd ik
en hevig jaloers
maar toch blij, zo dicht bij mij
niet helemaal, vandaar
je keek tevreden, geamuseerd
zag er goed uit
en had een groen geruite pet op
die past dan bij mijn jaloers zijn
groen van jaloezie
is het spreekwoord
zou je mij kunnen vertellen waarom
je niet in MIJN droom kwam
en wel in de zijne
tenslotte mis ik jou het meest
pleng ik de dagelijkse tranen
voor jou, om jou
het zal MIJN ego zijn
dat nukkig, als een ontevreden kind
stampend de trap op gaat

met deuren slaat
verdorie de snoeppot pakt
vergeef mij zoon

zo elke dag zonder jou
het zal denk ik nooit wennen.

Het kan zomaar gebeuren dat
hoewel je genoeg afleiding hebt om niet
toch onverhoopt een traan de weg vindt
richting je voeten
die opeens loodzwaar aanvoelen
alsof vol modder
van het bospad waar je over liep
herkenbaar geluid van brekend glas
bereikt je oren, dwars door het geruis heen
het is je hart maar, geen zorgen,
een treurige bekende klampt zich vast
aan vermoeide schouders, schudden helpt niet
schudden wil je niet
moedig ga je in op de uitnodiging om wel
dus, terwijl twee nijlganzen landen op het water,
perfect ballet, hou jij de hand vast van de kennis
wiegend, aanvaardend, tot het schokken stopt
en het feit opnieuw
aanvaard wordt
telkens weer.



Gebarsten kozijnen, morsige ramen
roerloos vergrauwde vitrage
waarachter ooit kinderstemmen
botsende autootjes, gerinkel van poppenservies
kamers ruikend naar honderd jaar
versleten gehaakte spreien
echo’s van opgewonden gekreun
verhitte gesprekken
galmend tegen vergeelde muren
craquelé spiegels waarin zij niet meer kijkt
der Sensenmann waart hier al rond
tast elke dag met zijn knokenvoet over de verschoten traploper
tot hij geroepen wordt, serieus geroepen wordt
in wanhoop en vraag om verlossing
zijn komst echt gewenst is
om de greep van ondraaglijke pijn te stoppen
door haar hart uit te rukken
zodat haar ziel naar huis kan