Ik keek naar beneden en zag een grote holte ik zag gerafelde, bloederige randen pus droop langs mijn benen en ik besefte nee, is wist dat ik de leegte moest vullen met alles dat kon helen de lach van een kleinkind zijn handje in de mijne zijn (h)eerlijke antwoorden de eerste zwaluwen en hommels bomen vol bloesems gesprekjes met jouw broer en zussen eindeloze wandelingen tussen bomen langs water en liggen in het gras rennende kippen en die ene op schoot ijsjes en dropjes en gezonde kost zomer, herfst, winter dutjes, oh dutjes met de hoop jou te zien het afgesproken seintje van jou, oehoe muziek en zinnen in een boek de lol met E. en boven alles, de liefde van en voor iedereen
want als de holte leeg zou blijven ik de kans niet zou hebben gegrepen dan zou ik op een dag simpel terug gaan naar de BRON zieltogend, gebroken kleiner dan zou dit alles geen enkel nut hebben gehad
Gebarsten kozijnen, morsige ramen roerloos vergrauwde vitrage waarachter ooit kinderstemmen botsende autootjes, gerinkel van poppenservies kamers ruikend naar honderd jaar versleten gehaakte spreien echo’s van opgewonden gekreun verhitte gesprekken galmend tegen vergeelde muren craquelé spiegels waarin zij niet meer kijkt der Sensenmann waart hier al rond tast elke dag met zijn knokenvoet over de verschoten traploper tot hij geroepen wordt, serieus geroepen wordt in wanhoop en vraag om verlossing zijn komst echt gewenst is om de greep van ondraaglijke pijn te stoppen door haar hart uit te rukken zodat haar ziel naar huis kan
Het blijkt eigenlijk kinderlijk eenvoudig (vloekwoord naar keuze) ik kan jouw keuze aanvaarden maar niet jouw nooit meer in dit leven die wreedaard die op de loer ligt weet ik vaak te ontwijken om uiteindelijk een keer uitgeput te zijn, dat is zijn kans en hij neemt hem, uiteraard krijsende uithalen van verdriet en pijn zijn tenslotte het voedsel waar hij op teert
Hij trekt en hij snijdt, met woeste halen zwiep ik hem weg tot hij opgeeft met fluisterende woorden en grijnzend wegkruipt: “tot de volgende keer” ik snerp hem na dat hij op moet rotten, val kapot, ik wil je niet meer hoor je mij, je bent een monster, een gedrocht uit de spelonken je hoort in de duisternis thuis, niet bij mij in het licht
Mijn ogen sluiten zich, ik zie rode pulsaties en langzaam zak ik weg in de vergetelheid waar ik weet dat mijn ziel zich verweeft met die van jou jij zegt zacht dat je mijn verdriet begrijpt, mijn tomeloze boosheid en twijfel mama, je mist mij, dat heet liefde, en ik heb jou ook lief, al ontelbare eeuwen lang we zullen nooit lang zonder elkaar zijn, denk aan mij vanuit die liefde
Nodig hem uit mama, voor een diner dansant, voer hem hapjes van verdriet en woede geef hem absint gemaakt van jouw zoute tranen, tot hij dronken is van genot en dans met hem, pirouettes en tango’s, walsen tot je duizelig bent mama, dansen met het monster is de lijm die jouw hart heelt en je toestaat het corsage van veldbloemen te ruiken dat hij voor je mee nam, hij weet wat je mooi vindt
Ik zal hem vragen mijn kind, mij kleden in mijn mooiste jurk, schoenen met hakken mijn haren opsteken zodat de lok van inkt te zien is achter mijn linkeroor en berusten in de cadans, swingen tot ik erbij neerval, berusting nabij wanneer hij tenslotte volgevreten en afgebrand zich uit de voeten maakt zal ik licht zijn het licht, voor mijzelf, voor jou, zelfs voor hem, die danser uit de krochten
Jij en ik wisten niet dat ik je achtervolgde door de storm en hevige regen je voeten draalden geen tel tromgeroffel en trompetgeschal in mijn hoofd jij baande je een weg naar jouw dansvloer waar je alles had klaargezet dit werd de belangrijkste voorstelling op jouw muziek vloog je weg in jouw unieke vorm en terwijl ik je lichaam vasthield voelde ik onze zielen samensmelten dans, mijn kleurrijke paradijsvogel je was niet alleen je bent nooit alleen geweest en mijn god, wat ben je prachtig